Bestuursrechtelijke instanties doen onderzoek op basis van een doelomschrijving.
De doelomschrijving beschrijft de reikwijdte van het onderzoek: op welke product of dienst, welk gedrag, welke betrokken personen, welke tijdspanne en/of welk geografische gebied het onderzoek ziet.
De doelomschrijving bepaalt daarmee ook de grenzen van het onderzoek. Als de doelomschrijving op product A ziet, bestaat alleen een verplichting om mee te werken aan het onderzoeken van product A, en niet zonder meer ten aanzien van product B. Het is dus belangrijk om met behulp van de advocaat vast te stellen wat wel en niet binnen de reikwijdte van het doel van het onderzoek valt.
Bestuursrechtelijke instanties beoordelen zelf ter plaatse of documenten binnen de doelomschrijving vallen. In de praktijk bestaat de neiging dit ruim te interpreteren. Het is belangrijk om goed met de ambtenaren mee te kijken om te controleren of een document inderdaad binnen de doelomschrijving valt.
Strafrechtelijke instanties werken met een verdenking van een specifiek strafbaar feit. Zij mogen tijdens de inval zelf doorzoeken. Zij kunnen alle daarvoor vatbare voorwerpen (voorwerpen, fysieke documenten, digitale gegevensdragers) in beslag nemen of kopiëren.